-
1 draaien
1 [algemeen] tourner2 [telefoonnummer kiezen] composer3 [afspelen] passer♦voorbeelden:hoe men de zaak ook draait • on a beau tourner et retourner le problème dans tous les senseen deur op slot draaien • fermer une porte à clézij draait die winkel in haar eentje • elle fait marcher ce commerce toute seule1 [algemeen] tourner (autour de)2 [vertoond worden] passer♦voorbeelden:een draaiende motor • un moteur qui tourneeen fabriek draaiend houden • faire tourner une usinezit niet zo te draaien! • ne gigote donc pas tant!het begint me te draaien • la tête me tournemet het hoofd draaien • tourner la tête→ link=brij brij -
2 ronddraaien
1 [draaiend omgaan] tourner2 [zich bewegen om] tourner autour (de)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in de rondte doen draaien] faire tourner -
3 draaien
-
4 ronddraaien
-
5 omwentelen
1 [om zijn as draaien] tournerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [rondwentelen] faire tourner2 [omkeren] inverser♦voorbeelden: -
6 tafel
♦voorbeelden:de tafels van vermenigvuldiging • les tables de multiplicationeen inklapbare tafel • une table pliantede tafel afruimen • débarrasser (la table)de tafel dekken • mettre la tableaan tafel gaan (zitten) • passer à tablewe gaan aan tafel! • (on passe) à table!aan tafel zitten • être à tablemen sprak er aan tafel over • on en a parlé à tablena tafel een wandeling maken • faire une promenade après le repasiemand onder tafel drinken • faire rouler qn. sous la tablebezwaren onder de tafel schuiven, van tafel vegen • balayer des objectionshet ontbijt staat op tafel • le petit déjeuner est servieen voorstel ter tafel brengen • mettre un projet sur le tapister tafel komen • être mis sur le tapiseen voorstel van tafel vegen • rejeter une propositionvan tafel gaan, opstaan • quitter la tablevoor tafel een borrel drinken • prendre l'apéritif avant de passer à table -
7 zwenken
1 [van richting veranderen] virer2 [van gedrag veranderen] faire volte-face♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [van richting doen veranderen] faire tourner2 [zwaaien] agiter♦voorbeelden: -
8 aan een wiel draaien
aan een wiel draaien -
9 de tafels doen dansen
de tafels doen dansen -
10 een fabriek draaiend houden
een fabriek draaiend houden -
11 een motor stationair laten draaien
een motor stationair laten draaienDeens-Russisch woordenboek > een motor stationair laten draaien
-
12 op de winkel passen
op de winkel passen -
13 stationair
♦voorbeelden:een motor stationair laten draaien • faire tourner un moteur au ralenti -
14 terugdraaien
-
15 warmdraaien
1 [m.b.t. motoren] faire tourner -
16 wiel
♦voorbeelden:aan een wiel draaien • faire tourner une roueiemand in de wielen rijden • mettre des bâtons dans les roues à qn.een wagen op vier wielen • un véhicule à quatre rouesdat, die is het vijfde wiel aan de wagen • c'est la cinquième roue du carrosse -
17 winkel
♦voorbeelden:een goed gesorteerde winkel • un magasin bien assortieen winkel hebben • tenir un commercewinkeltje spelen • jouer à la marchande〈 figuurlijk〉 bij iemand in de winkel kijken • apprendre les ficelles du métier en copiant qn. -
18 keren
1 [algemeen] tourner2 [teruggaan] retourner♦voorbeelden:〈 leger〉 rechtsom keert! • demi-tour à droite!het keren van het tij • le changement de la marée→ link=half halfII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [toewenden] tourner3 [afwenden] parer♦voorbeelden:grond keren • retourner la terre2 de rug naar iemand keren • tourner le dos à qn.iets ten goede keren • faire en sorte que les choses tournent bienhet water keren • endiguer l'eauIII 〈wederkerend werkwoord; zich keren〉1 [zich omdraaien] se tourner2 [+ tot][zijn toevlucht zoeken bij] se tourner (vers)3 [+ tegen][zich verzetten tegen] se tourner (contre)♦voorbeelden: -
19 afslaan
2 [m.b.t. machine, motor] s'arrêter♦voorbeelden:1 links afslaan • 〈m.b.t. iemand〉 prendre à gauche; 〈m.b.t. weg〉 tourner à gauche; 〈m.b.t. auto〉 virer à gaucheII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door slaan verdrijven] repousser2 [afwijzen] refuser3 [wegslaan] faire tomber♦voorbeelden:de vijand afslaan • repousser l'ennemide vliegen van het vlees afslaan • chasser les mouches de la viandedat sla ik niet af! • je ne dis pas non!hij sloeg alle boeken van de tafel af • il a flanqué tous les livres par terrede storm heeft een stuk van het dak afgeslagen • la tempête a arraché une partie du toit -
20 hoofd
3 [(van personen) leider, meerdere] 〈m.b.t. gezin〉 chef 〈m.〉 ⇒ 〈m.b.t. school〉 directeur 〈m.〉⇒ directrice 〈v.〉♦voorbeelden:het hoofd van een stoet • la tête d'un cortègemet gebogen hoofd lopen • marcher la tête bassemet gedekt hoofd • la tête couvertehij heeft een goed hoofd • il a de la têtehij is een hoofd groter dan ik • il me dépasse d'une têteeen hard hoofd in iets hebben • être pessimiste (concernant qc.)zijn hoofd wordt rood van schaamte • le rouge de la honte lui monte au fronteen verstopt hoofd hebben • être enchifenéeen hoofd vol zorgen hebben • n'avoir que des soucis en têtehet hoofd vol hebben van … • ne rêver que de …iets het hoofd bieden • faire front à qc.iemand het hoofd bieden • tenir tête à qn.zich het hoofd over iets breken • se casser la tête sur qc.iemand het hoofd op hol brengen • tourner la tête à qn.het hoofd buigen • baisser la têtehet hoofd er niet bij hebben • avoir la tête ailleurshet is hem gelukt het hoofd boven water te houden • il a réussi à se maintenir 〈 niet failliet gaan〉het hoofd koel houden • garder la tête froidehet hoofd op de ellebogen laten rusten • se prendre la tête dans les mainshet hoofd loopt mij om • je ne sais (plus) où donner de la têtehet hoofd ontbloten • se découvrirhet hoofd schudden • secouer la têtemijn hoofd staat er niet naar • je n'ai pas la tête à çade hoofden tellen • compter les personnes présenteshet hoofd verliezen • perdre la têteik durf mijn hoofd eronder te verwedden • j'en mettrais ma main au feuzeur me niet aan het hoofd! • ne me casse pas les pieds!wel wat anders aan z'n hoofd hebben • avoir bien autre chose en têtehij stelde zich aan het hoofd van de beweging • il prit la tête du mouvementaan het hoofd staan van iets • diriger qc.ben je wel goed bij je hoofd? • ça va pas, la tête?niet goed bij, in het, zijn hoofd zijn • ne pas avoir toute sa têteiemand boven het hoofd groeien • 〈 ook figuurlijk〉 dépasser qn.dat hangt hem boven het hoofd • cela lui pend au nezdie onderneming is mij boven het hoofd gegroeid • la direction de cette entreprise dépasse maintenant mes capacitéshet werk groeit haar boven het hoofd • elle est submergée de travaildie gedachte speelt mij door het hoofd • cette pensée me trotte par la têtedat is mij door het hoofd geschoten • ça m'est complètement sorti de la têtehet is hem in het hoofd geslagen • il a perdu la tête〈 figuurlijk〉 iemand iets in het hoofd stampen • fourrer qc. dans la tête de qn.zich een gat in het (z'n) hoofd vallen • s'ouvrir le crâne en tombantzich licht in het hoofd voelen • avoir le vertigeiemand in het hoofd treffen • toucher qn. à la têtezich iets in het hoofd zetten • se mettre qc. en têtehoe haalt hij het in zijn hoofd? • 〈 denken〉 qu'est-ce qu'il va chercher là?; 〈 doen〉 qu'est-ce qui lui prend de faire une chose pareille!het in zijn hoofd halen om te • s'aviser dealles zeggen wat in je hoofd opkomt • dire tout ce qui vous passe par la têtemet het hoofd omlaag vallen • tomber la tête la premièremet zijn hoofd tegen de muur lopen • donner de la tête contre un murmet het hoofd tegen de muur slaan • se cogner la tête contre le muriemand een verwijt naar het hoofd slingeren • lancer un reproche à la tête de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets naar het hoofd smijten • jeter qc. à la tête de qn.de drank stijgt hem naar het hoofd • l'alcool lui monte à la tête〈 figuurlijk〉 hij kan wel op zijn hoofd gaan staan, ik doe het niet • il a beau faire des pieds et des mains, je ne marche paseen prijs op iemands hoofd zetten • mettre à prix la tête de qn.dat zal op uw hoofd neerkomen • cela vous retombera sur la têteiets over het hoofd zien • ne pas remarquer qc.ik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • je me garderai bien de faire cette bêtisedat laat ik mij niet uit mijn hoofd praten • on ne me fera pas changer d'idéedat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • tu ferais mieux d'abandonner cette idéeuit het hoofd leren • apprendre par coeuruit het hoofd rekenen • calculer de têteuit het hoofd spelen • jouer sans partitioniemand van het hoofd tot de voeten opnemen • examiner qn. des pieds à la têtevan het hoofd tot de voeten gewapend • armé de pied en cap't is om je voor het hoofd te slaan • c'est à se taper la tête contre les murs〈 figuurlijk〉 iemand voor het hoofd stoten • offenser qn.een hoofd hebben als een boei • être rouge comme une pivoine〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • autant de têtes, autant d'avishet hoofd van de rooms-katholieke Kerk • le chef de l'Eglise catholique
См. также в других словарях:
Faire tourner les tables — ● Faire tourner les tables se livrer à des expériences de spiritisme … Encyclopédie Universelle
Faire tourner quelqu'un en bourrique — ● Faire tourner quelqu un en bourrique l exaspérer à force de taquineries et d exigences … Encyclopédie Universelle
faire tourner — ● vt. pop. ►PROG Exécuter un programme, avec parfois la nuance de le déboguer … Dictionnaire d'informatique francophone
tourner — [ turne ] v. <conjug. : 1> • 980; lat. tornare « façonner au tour, tourner » I ♦ V. tr. 1 ♦ (mil. XIIIe) Façonner au tour (2.). Tourner le buis, l ivoire. (XVIe) Fig. Agencer, arranger (les mots) d une certaine manière, selon un certain… … Encyclopédie Universelle
Faire devenir, rendre quelqu'un chèvre — ● Faire devenir, rendre quelqu un chèvre le faire tourner en bourrique … Encyclopédie Universelle
tourner — (tour né) v. a. 1° Façonner au tour. 2° Fig. par comparaison avec la façon d un tour, arranger d une certaine manière les mots et les pensées. 3° Détacher en spirale l écorce d un fruit. 4° Mouvoir en rond, circulairement. 5° D une… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
TOURNER — v. a. Mouvoir en rond. Tourner une roue. Tourner une broche. Il se dit aussi De plusieurs autres mouvements, pour peu qu ils tiennent du mouvement en rond. Tourner la tête. Tourner les yeux. Tourner les regards. Il s emploie souvent avec le… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
tourner — I. Tourner. v. act. Mouvoir en rond. Tourner une rouë. tourner une broche. On dit, Faire tourner le sas, pour dire, Faire une espece de sortilege en faisant tourner un sas, par le moyen dequoy on pretend descouvrir l autheur d un larcin. Il se… … Dictionnaire de l'Académie française
TOURNER — v. tr. Mouvoir en rond, imprimer un mouvement circulaire, un mouvement de rotation. Tourner une roue. Tourner une broche. Se tourner dans son lit. Tournez vous, que je voie si cette robe vous va bien par derrière. Tourner un film, Prendre des… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
tourner — vt. /vi., virer, détourner ; se détourner ; renverser, retourner, mettre sens dessus dessous ou sens devant derrière ; devenir (rouge...), virer (au rouge...) ; tourner l attelage au bout du champ ; mettre dans un autre sens, changer de tourner… … Dictionnaire Français-Savoyard
faire — 1. (fê r) Au XVIe Siècle, d après Bèze, les Parisiens prononçaient à tort fesant au lieu de faisant ; c est cette prononciation des Parisiens, condamnée alors, qui a prévalu ; on prononce aujourd hui fe zan, fe zon, fe zê, fe zié), je fais, tu… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré